Houding in de bocht
Hoeken
• Zie rechte eind
Romp
• Zie rechte eind
• Schouder- en heuplijn schuin (links iets lager) t.o.v. horizontaal door hangen naar middelpunt van de bocht
Armen
• Zie rechte eind
• Rechterarm in vlak met raaklijn aan bochtstraal
• Linkerarm korte slinger (onderarm) of op de rug
Hoofd
• Zie rechte eind
• Langs raaklijn bocht vooruit blijven kijken (30 a 40m)
|
|
Afzet in de bocht
• Eerste bochtslag is met rechts
• Plaatsing nieuwe schaats onder schouder-heup-knielijn, afzethoek optimaliseren (hangen)
• Afzet begint direct wanneer been geplaatst wordt, dynamisch, geen glijfase
• Constant druk op één van beide benen. Drukverlies → volgende been
• Niet overstappen maar over ”duwen”
• Zo laat mogelijk gewicht nemen op nieuwe glijbeen
• Heup blijft t.o.v. afzetbeen gefixeerd in longitudinale vlak
• Afzet loodrecht op de glijrichting van de schaats
• Schaats meenemen en terugsturen tijdens de afzet |
|
Lichaamszwaartepunt in de bocht
• Projectie LZP (saggitaal) van achter in de schaats na plaatsen been naar voorkant schaats bij einde afzet
• Projectie LZP valt constant buiten het steunvlak (longitudiaal en transversaal)
• Geen verplaatsing LZP van linker naar rechterbeen in transversale vlak
• Kunnen hangen op rechts is voorwaarde om te kunnen hangen op links. Moet je kunnen “voelen” |
|
Verzamelen in de bocht
• Omdat in de bocht altijd met één van beide benen wordt afgezet is er geen sprake van verzamelen
• Linkerbeen wordt na afzet actief achter het zich strekkende rechterbeen doorgehaald
• Rechterbeen wordt na afzet actief over het zich strekkende linkerbeen heen geplaatst
• Deelzwaartepunten dichtbij LZP houden |
|
Route van de schaats in de bocht
• De schaats maakt geen S-curve |
|
(Gemser, Koning, & Ingen Schenau, 1998; KNSB, 2012)