Even terug in de tijd. Al sinds jaar en dag sta ik (Raymond Leferink) aan de kant bij verschillende medaillewedstrijden, blokmeerkampen en andere wedstrijden. In de rol van vader die zijn kinderen aanmoedigt. En heel langzaam wordt je blijkbaar ook zelf gegrepen door het virus van de “moeder aller sporten”. Vorig jaar was er al de geef-je-ouders-een-lesje activiteit. En dat smaakte naar meer. En zo heb ik me aangemeld bij de Mastersgroep van Erik om me nog enigszins te bekwamen in al die ingewikkelde onderdelen, zoals kogelstoten of hoogspringen. Gewoon nieuwsgierig of ik daar nog een enigszins acceptabel niveau kan bereiken. En ruim een jaar later sta ik dan ingeschreven voor de zevenkamp op de clubkampioenschappen. Een licht impulsieve daad. Speerwerpen had ik nog nooit gedaan en met horden was ik wel een beetje bekwaam, maar nooit meer dan vijf achter elkaar. Alles onder het motto: blijven leren en blijven bewegen!
Zaterdag 10 oktober was het dan zover, met om 11 uur de start van de 100 meter horden. En als je daar staat bij de start en je overziet het geheel bekruipt je de gedachte: dat zijn eigenlijk best wel veel heel hoge dingen. En dan het dilemma, wel of geen startblok. Volgens zoon Jasper heeft zo’n startblok alleen zin als je er geoefend in bent. Dus dan betekent een Nee. Maar hoe ga je dan wel staan? Afijn, een beetje recht op, neus naar voren en kijken waar het schip strand. Doel tijdens het eerste onderdeel is vooral: heel blijven en alles laten staan. Tijdens de trainingen ging het altijd best lekker met die horden, dus ik had er ook wel zin in. En dan is het zover: op uw plaatsen, gereed maken, PANG. En weg schiet ik, hoewel: ik lig wel direct laatste. Dat mag echter de pret niet drukken. Ik probeer iedere horde goed te nemen, een vijf-pas ertussen en soepel erover. Helaas spreken de videobeelden het goede gevoel wat tegen; zwalkend op de eerste af en daarna was het meer hordenspringen dan hordenlopen. Maar het doel is gehaald: alle hordes staan nog en ik ben nog heel. Tijd: 22.07, de eerste 153 punten zijn in de tas.
Onderdeel twee is hoogspringen. Dat zie ik met weinig techniek, maar wel met enig vertrouwen tegemoet. Vorig jaar sprong ik met slechts een heel klein beetje oefening 1.35 meter. Ergens daar in de buurt zou al heel mooi zijn en volgens mij ook wel binnen de mogelijkheden. We sprongen met een grote groep. Omdat ik al langere tijd niet had gesprongen, koos ik ervoor om alvast vanaf 1.05 meter mee te doen. Heb ik in ieder geval de tijd wat vliegmeters te maken. De eerste sprongen gingen probleemloos, gelukkig maar. Vanaf 1,25 meter wordt het spannender. Grappig om te merken hoe de geest gaat meespringen zodra je in de buurt komt van hoogtes waarvan je best een beetje schrik hebt. Opeens gaat het toch minder soepel. Echter, 1,30 meter alsnog gehaald. Toen ging de lat naar 1,35 wat tegelijkertijd mijn persoonlijk record is. Op advies van de zoons mijn aanloop aangepast. Het resultaat is een blauwe plek op de onderrug en in de flank; oftewel, twee keer bovenop de lat geland. Blijkbaar is de tactiek aanpassen tijdens de wedstrijd niet zo handig. De derde en laatste poging bracht me het dichtst bij, maar helaas weer een foutsprong. Dus bleef ik steken op 1,30 en twee blauwe plekken. En ik mag 409 punten toevoegen aan mijn totaal.
Dan door naar onderdeel drie en dat is kogelstoten. Na een training met Erik voel ik me meester op dit onderdeel, kortom ik laat me verrassen. De eerste uitdaging is; Hoe doe je een warm-up. In ieder geval een paar rondjes lopen voor het algehele systeem. Dan wat voor de lenigheid. Ik zie mensen push-ups doen, maar dat kan ik eigenlijk helemaal niet. Na drie push-ups ben ik meestal al verzuurd. En dat lijkt weer teveel van het goede. Ik wil niet uitdoven, ik moet opwarmen. Ik kies voor de veilige variant, push-ups tegen de hoogspringmat. Heb ik minder last van de zwaartekracht en evenzo van verzuren. Vervolgens begint het instoten. Gele kogels van het zelfde formaat maar van verschillend gewicht liggen door elkaar. Maar de oude mannen moeten met 4KG; dat blijft nog niet zo makkelijk. Zonder leesbril kun je amper zien wat er op de kogel staat. Na een keer stoten zonder overtuiging gaan we aan de slag. Ik zoek een kogel van 4KG (en vindt die ook). En dan is het klaar staan in de ring. Ik kies ervoor zonder aanloop, draai of andere ingewikkelde toevoegingen te starten. Met de rus naar de bak, balans op het voorste been, de kogel in de nek en de rechterarm in een hoek van negentig graden. Na inwendig aftellen van drie naar twee naar een is het los. In een stoot vliegt de kogel 9 meter en 15 centimeter. Van Reinier, mede-master begreep ik dat de stoot technisch de goedkeuring van Martin Platenkamp kon dragen. Mijn dag kon niet meer stuk. En dan nog twee pogingen te gaan. Bij de tweede koos ik ervoor er nog meer energie in te stoppen. Technisch slecht vloog de kogel naar maar liefst 7 meter nog wat. Dit was dus een zege van techniek boven kracht. De derde poging probeerde ik met een aanloopje: ongeldig. Blijkbaar buiten de bak gestapt. Kortom, houdt het simpel is een goed devies. Daarom ben ik tevreden met een goede eerste poging en met 474 punten. Op naar het laatste onderdeel van de dag: 200 meter sprinten.
Een belangrijke knoop die ik moet doorhakken betreft de start. Een beetje rechtop zoals bij horden geeft niet de juiste spanning in het lichaam. Dat voelt meer of je naar de groenteboer loopt terwijl het tien minuten voor sluitingstijd is. Nee, om verwoestend snel te vertrekken zal ik toch iets anders moeten verzinnen. Ik kies voor een vierpunts-down start. Het lijkt al op starten uit een startblok, zonder de ingewikkeldheid ervan. De volgende puzzel betreft een verdelingsvraagstuk; kun je de hele tijd voluit lopen, moet dat ook? In de training hebben we vier keer een bocht (eigenlijk maar driekwart) gelopen over pionnen. Dit om de knieën goed te heffen en mooi rechtop te lopen. Maar elke keer was ik hier al kapot van; buiten adem, vermoeide benen. Dus ja, dan kun je wel volle bak vertrekken, maar red ik het wel tot de finish-lijn ook al is het maar 200 meter. Zo zie je maar hoe gecompliceerd zo’n relatief kort stuk rennen is. Ik besluit gecontroleerd te starten en dan te versnellen na de bocht. Om 14.50 uur is het dan eindelijk zover; ingelopen, gerekt en gestrekt, steigerungen gedaan. Alle spiervezels warm en soepel.
Ik mag gelijk in serie 1 tegen allemaal jonge goden dus een goed resultaat halen wordt sowieso al lastig. Het is ik en de klok. En dan: atleten gereed maken, op uw plaatsen en PANG. En ik ben vertrokken. Voordat ik weet ben ik uit de bocht. Rechtop lopen en armen zwaaien is het enige wat ik kan denken. En ja, trainer Erik koste wat kost achter me houden. Eenmaal op het rechte stuk en met de finish in zicht heb ik het gevoel dat ik nog wat kan versnellen. Zonder echte bewustwording passeer ik de lijn in 33.97 seconden en ben helemaal kapot. Tjongejonge, wat zo’n klein stukje sprinten met je longen en bene kan doen. Tenslotte nog een kleine relativering. Als je 34 seconden loopt over 200 meter is dat precies zo hard als de kruissnelheid van Elioud Kipchoge tijdens zijn wereldrecord op de marathon. Eigenlijk niet te bevatten, als je er zo over nadenkt.
En dan zit dag 1 er alweer op. Ik ben nog heel en vond het een ontzettend leuke ervaring. Met een kop thee in de hand kijken we thuis naar Sifan Hassan die probeert het wereldrecord op de 10 kilometer aan te vallen. Helaas voor haar komt de regen met bakken tegelijk uit de hemel. Desondanks loopt ze een fantastisch Europees record met een kruissnelheid die maar amper lager ligt dan wat ik maximaal kan sprinten.
De zondag begint met een wandelingetje met de hond. Op het moment dat hij een andere hond ziet zet hij zich even schrap. Tja, dat is wat honden doen. Door de plotselinge spanning op de lijn schiet het spontaan (een beetje, maar toch) in mij rug. Blijkbaar ben ik toch niet zo ongeschonden uit de strijd gekomen. Het lichaam voelt inderdaad wel een beetje strammig. Verder lag ik zaterdag al heel vroeg in bed en heb ik geloof ik wel drie borden opgeschept van de overheerlijke rijsttafel die we bij Bombay Spice hadden besteld. Een beetje ongerust op de goede afloop meld ik me op zondag in het stadion. Net iets aan de late kant, want ik zie al veel mensen die zich voorbereiden op het eerste onderdeel: Verspringen. Verder zijn ook de pupillen van de partij, het is een gezellige drukte in het stadion.
Ook ik start met mijn voorbereiding op het verspringen. Helaas merk ik dat een oude knieblessure zich met mijn voorbereiding begint te bemoeien. Bij elke pas voel ik een lichte steek, maar gelukkig neemt dat af na twee rondes. Er zit wat vocht in mijn knie en blijkbaar heeft dat even tijd nodig om zich in het gewricht te verspreiden zodat daarmee ook de pijn weg gaat. Als het zweet eenmaal van mijn voorhoofd loopt, begin ik aan mijn losmaak en rek- en strekprogramma. Allemaal iets minder makkelijk dan gisteren en daarom des te noodzakelijker. Rond vijf voor elf ga ik naar de verspringbak waar de volgende uitdaging begint, waar begin ik met mijn aanloop. Op training heb ik het geprobeerd met zeventien passen en dan maar beginnen. Na een proefsprong blijk ik toch iets verder te moeten. Negentien passen moet het worden. Ik heb mijn marker neer gezet en met mij afzet been achter vertrek ik voor mijn eerste poging. Volledig verkeerd kom ik uit en met weinig snelheid plof ik na 3.25 meter in de bak. Hmmm, niet echt iets om tevreden over te zijn. Ik zet mijn marker nog iets naar achter en besluit in ieder geval met volle snelheid aan te lopen. Bij de tweede poging kom ik perfect uit, maar wel met mijn verkeerde been. Ik zet af met links en vlieg een eindje door de lucht, zo voelt het in ieder geval. Ik land op twee voeten en rol door naar voren, er gaat geen afstand verloren door onhandigheid. Wel verkrampt mijn rug bij deze stevige landing. Voorzichtig kom ik rechtop, de kramp trekt alweer wat weg. Geschrokken kijk ik mee naar de te meten afstand: 3,62 meter. Ik had gehoopt op meer. In de laatste poging geef ik alles in de aanloop en kan niet slechter uitkomen voor de balk. Gezien het euvel aan de rug spring ik maar niet. Ik zal het met 3,62 moeten doen, 225 punten zijn mijn deel. Het volgende onderdeel is speerwerpen, maar de Masters hoeven pas om 14.30 uur aan te treden. Alle tijd om even te relaxen en lekker te kijken naar de andere atleten.
Aangezien mijn knie en rug zich nu nadrukkelijk met mijn zevenkamp beginnen te bemoeien, begin ik op tijd met mijn warming-up. Beide pijntjes verdwijnen na een paar rondjes rennen. Op naar het volgende mysterie: hoe gooi je een speer? De laatste keer dat ik dit heb gedaan is in 2 of 3 Havo, bijna nog in de tijd van de zwart-wit televisie. Samen met wat collega-masters confisqueren we een aantal speren en doen een spoedcursus speerwerpen. Belangrijk is in ieder geval dat de punt eerst de grond raakt, anders is het ongeldig. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Na een kwartiertje oefenen komt de punt meestal in de grond en blijft de arm redelijk gestrekt tot het loslaten van de speer. Er valt nog veel te verbeteren, maar de basis voor een geldige poging is gelegd. Verder houdt mijn rug zich verbazingwekkend goed, dus dat is een mooie opsteker. Op naar de eerste poging. De aanloop meet ik niet echt uit. Ik hobbel richting de lijn en slinger de speer weg. Hij landt met de punt in het gras, dus dat is mooi. 16 meter en nog iets, beter dan niets. In de tweede poging stop ik meer energie maar ik glijd half uit. In plaats van een mooie boog legt de speer een rechte lijn af. En niet verbazingwekkend is de grond snel gevonden. Voor de derde poging pak ik het professioneel aan. Ik leen de spikes van Joost en stop alle energie in mijn aanloop. Of dat echt effect heeft weet ik niet, maar ik kom in ieder geval iets verder dan mijn eerste poging: 18,40 meter. En dat levert me 259 punten op. Blijkbaar wordt dit hoger aangeslagen dan mijn resultaat bij verspringen.
En dan op naar het laatste onderdeel van de dag, de 800 meter. Een onderdeel waar veel mensen met de nodige huiver en ontzag over spreken. Op zich heb ik al veel duurloopjes gedaan, dus de afstand boezemt me niet zoveel angst in. Ik kan zo lang rennen. Maar zo lang en zo hard mogelijk, dat wordt nog een ander verhaal. Voor het eerst merk ik tijdens het weekend ook echte wedstrijdspanning. Een verhoogde hartslag terwijl je stil staat, tintelingen in je armen en een onrustige buik. Kan ik nog een keer naar de WC (dixie) of niet meer. Nee, liever maar wachten op de start.
Ik zit in de derde serie dus zie al velen voor mij helemaal “naar de getver’ gaan, geen bemoedigend aanzicht. Anderzijds heb ik in mijn leven al vele wedstrijden gedaan en ben ik niet bang voor een beetje afzien. Maar het onbekende, want ook dit onderdeel de ik voor het eerst, maakt me toch nerveus. Mijn wedstrijdplan is overzichtelijk. Ik start achteraan, wil niet gedubbeld worden en maak er het beste van. En in alle drie de doelen ben ik geslaagd. Al in bocht 1 liep ik achteraan, ik ben niet gedubbeld en finish in een redelijk constante race me een acceptabel verval in ongeveer 3 minuten en 13 seconden. Moe en voldaan. Hoeveel punten dat oplevert weet ik nog niet. Het eindklassement moet nog worden gepubliceerd.
Ik kijk terug op een geweldig leuk weekend. Ik heb veel geleerd en dingen gedaan die ik nog nooit had gedaan. Blijven leren en blijven bewegen als motto ging absoluut op. Weliswaar heb ik er wat tijdelijke klachten aan over gehouden, pijn aan de knie en aan de rug, maar het gevoel van voldoening overheerst. Op mijn leeftijd beginnen met een zevenkamp zonder enige ervaring, dat kan ook niet iedereen zeggen. En, de lat voor volgend jaar is gelegd. Op naar ten minste 400 punten voor elk onderdeel!
Tenslotte wil ik de organisatie en de vrijwilligers hartelijk bedanken dat ik de mogelijkheid kreeg een keer een heel weekend alleen op mezelf te passen. Ondanks alle maatregelen kijk ik terug op een zeer geslaagd weekend. Op naar volgend jaar!
Raymond Leferink